Parlement: Volksvertegenwoordiging

Paragraaf 4.1 Parlement: Eerste en Tweede kamer

De volksvertegenwoording op landelijk niveau is het parlement. Ook wel Staten-Generaal genoemd. Beiden betekenen: de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer noemen ze ook wel Senaat. De Eerste Kamer wordt niet direct door de bevolking gekozen. Wij kiezen eerst de leden van de Provinciale Staten, zij zijn de volksvertegenwoordiging van de provincie. Vervolgens kiezen de Provinciale Staten de leden van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer wordt dus gekozen d.m.v. indirecte verkiezingen, ook wel getrapte verkiezingen genoemd.

De Tweede Kamer wordt wel direct gekozen. Elke 4 jaar vinden deze directe verkiezingen plaats.


Paragraaf 4.2 Verkiezingen Tweede kamer

Bijna iedere Nederlander van 18 jaar of ouder met een Nederlandse nationaliteit mag stemmen.

Er zijn alleen 2 uitzonderingen:
1. Door rechterlijke uitspraak is het kiesrecht ontzet, dit kan een extra straf zijn naast bijvoorbeeld een gevangenisstraf.
2. Mensen met een geestelijke stoornis, zij zouden volgens de rechter niet in staat zijn om precies te weten wat zij doen. Officieel heet dit:
    ' onbekwaam zijn rechtshandelingen te verrichten. '
 
Het mogen stemmen heet actief kiesrecht. Je hebt ook het recht om gekozen te worden, dit heet passief kiesrecht. In 1917 kregen mannen beide soorten kiesrecht. Vrouwen kregen toen ook al passief kiesrecht, maar pas in 1919 ook actief kiesrecht en in 1922 werd dit officieel opgenomen in de grondwet. Nederland kent dus het algemeen kiesrecht: actief en passief kiesrecht voor mannen en vrouwen.
 
Tot 1970 was er de opkomstplicht. Dit hield in dat als je niet wou stemmen, je moest melden dat je dat niet wou. En sinds 1970 is dit dus afgeschaft.
 
Sinds 1917 worden de leden van de Tweede kamer niet alleen rechtstreeks gekozen door de burgers, maar ook volgen het kiesstelsel van de evenredige vertegenwoordiging. Dit wil zeggen dat het aantal kamerzetels dat een partij bij een verkiezing behaalt, evenredig is aan het aantal op die partij uitgebrachte stemmen. Dus: wanneer je 18% van de stemmen krijgt, krijg je 18% van het aantal kamerzetels.
 
Wat er gebeurt voor, tijdens en na de verkiezingen:
1. Iedere politie partij die meedoet moet een kandidatenlijst indienen. Op die kandidaten kan je stemmen. De nummer 1 is de lijsttrekker. Dit lid is meestal als goed bekend bij mensen. Hij/zij zou veel stemmen moeten trekken. Soms zijn er lijstduwers: vaak een bekende Nederlander die mensen probeert te lokken door zijn steun te laten zien.
2, Campagne voeren! Er worden spullen verspreid met de naam van de partij erop. De partijen bedenken vaak een slogan. Ook worden er debatten gevoerd en die worden uitgezonden op televisie. Ook in de kranten staan vol met meningen en ideeën van politici.
3. Voor de verkiezingen krijgt de kiesgerechte burger een oproepkaart thuis. Zonder deze kaart mag je niet stemmen. Als je hem kwijtraakt kun je een vervangende aanvragen bij de gemeente.
4. Op de dag van de verkiezingen ga je naar een stembureau. Hier geef je oproepkaart af en krijg je een stembiljet

5. De verkiezingen zijn geheim, dus de kiezer gaat met zijn stembiljet naar een af te sluiten hokje. Het hokje op wie de kiezer wil stemmen kleurt hij rood. Als je meer hokjes inkleurt of er iets bijzet is het stembiljet ongeldig. ..........................................................................................................................      6. Als de stembureaus gesloten zijn, worden de stemmen geteld. Het Centraal Stembureau stelt het aantal stemmen op alle kandidaten en partijen. In de avonduren is er een uitgebreide reportage over de verkiezingen op televisie. De winnaars en de verliezers worden dan geïnterviewd. Verliezers beschouwen zichzelf niet als verliezers. Ze hebben blijkbaar altijd een verhaal klaar dat ze toch een beetje gewonnen hebben. Ze maken bijvoorbeeld een vergelijking met de vorige keer en dan blijkt dat ze er alleen maar beter op zijn geworden.      7. Om te weten hoeveel zetels elke partij heeft behaald wordt kiesdeler uitgerekend. Zie paragraaf 1.4 als je wilt weten hoe ze dit doen. .. . 8. Nu is er een nieuwe Tweede kamer gekozen. Wie zitten daar in? Stel een partij heeft 23 zetels. op de kandidatenlijst stonden 40 kandidaten. De bovenste 23 krijgen een zetel. 1 uitzondering. Stel de kandidaat op de 30e plek krijgt meer dan de helft van het aantal stemmen van de kiesdeler,dan krijgt hij een voorkeurszetel. Dit gebeurt niet vaak.                                                                                                      9. Voordat deze 23 kandidaten officieel benoemd worden als lid van de Tweede Kamer, moet er nog 1 ding gebeuren, Er moet gekeken worden of een kandidaat een baan heeft die niet samen kan gaan met het lidmaatschap van de Tweede Kamer. Je mag namelijk niet in de Tweede Kamer en de Raad van State zitten. Ook mag je niet lid zijn van de Rekenkamer of Hoge Raad. Ander bijbaantjes mogen wel,       10. Nu krijgt iedereen zijn aantal zetels. Je kan 2 zetels hebben, maar ook 31. Zo'n groepje mensen in de Tweede Kamer noemen we een fractie. Zo'n fractie staat onder leiding van een fractievoorzitter. Kabinet Rutte I werd gevormd door VVD en CDA. Daarnaast is er nog een bijzondere afspraak gemaakt: een gedoogakkoord met de PVV ( zie hoofdstuk 5 ). In de Tweede Kamer zijn de fracties van deze partijen het vaak eens met de voorstellen van de regering. We noemen ze daarom ook wel coalitiefracties, De andere partijen die niet in het kabinet zitten noemen we oppositiefracties. Zij volgen het beleid van het kabinet heel kritisch, hun beleid is het niet.                                                                              


Paragraaf 4.3: Taken en rechten van de Tweede kamer

De Tweede Kamer wordt ook wel de volksvertegenwoordiging genoemd. De belangrijkste taak is: wensen en behoeften van het volk vertegenwoordigen. Er zijn op het moment meer dan 10 partijen die allemaal een deel van het volk vertegenwoordigen. Ze voeren veel discussies, dat noemen ze een debat.

Een andere belangrijke taak is het controleren van de regering. Doen de ministers hun werk goed? Geven ze het geld volgens de afspraak uit? En waar zijn de ambtenaren mee bezig? De laatste belangrijke taak heeft te maken met medewetgeving. Zo moet een wet die bedacht is door een minister eerst goedgekeurd worden door de Tweede kamer ( en daarna nog door de Eerste Kamer) voor hij ingevoerd kan worden.

 

controleren ( van ministers ) medewetgeving
vragenrecht: ze mogen altijd vragen stellen aan ministers en staatssecretarissen. meest bekende moment is het vragenuurtje op dinsdagmiddag. budgetrecht: ze moeten instemmen met plannen die gaan over inkomsten en uitgaven voor de regering het mag uitvoeren.
recht van interpellatie: ze mogen een minister te verantwoording oproepen. het gaat dan om onderwerpen die niet al op de agenda staan. we kennen ook het aanvragen van een spoeddebat. het blijft dan niet meer bij 'gewoon' vragen stellen, het gaat er wat harder aan toe -> de minister wordt 'aan de tand gevoeld'. de minister moet dan verschijnen in de Tweede Kamer en verantwoording afleggen. stemrecht: ze hebben het recht over elk plan en wetsvoorstel hun stem uit te brengen.
recht van motie: een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen. de meest bekende is de 'motie van wantrouwen' -> het kamerlid is dan zo boos over iets dat de minister ( of zijn ambtenaren ) heeft gedaan of gezegd dat hij het vertrouwen opzegt. hij kan zijn motie pas indienen wanneer 5 kamerleden hier voor tekenen. meestal worden moties ingediend namens een fractie. wanneer een meerderheid van de Tweede Kamer er dan in mee gaat dan zal de minister aftreden: hij moet zijn ontslag aanbieden aan de Koning. recht van initiatief: alle leden van de Tweede Kamer mogen een eigen wetsvoorstel of beleidsplan indienen. voor het uitvoeren hiervan moeten ze net als de ministers een meerderheid aan steun zien te krijgen in de Tweede en Eerste Kamer. Dit gebeurd niet zo vaak omdat een wetsvoorstel maken heel ingewikkeld en tijdrovend is.
recht van enquete: als een situatie helemaal niet wordt vertrouwd dan kan de Tweede Kamer een onafhankelijk onderzoek instellen naar minister(s) en eventueel de bijbehorende ambtenaren. mensen worden onder ede verhoord en moeten dus de waardheid spreken, meineed is strafbaar. recht van amendement: de Tweede Kamer mag wijzigingen voorstellen m.b.t. een wetsvoorstel. wijzigingen kunnen ervoor zorgen dat een wet die eerst niet voldoende steun kreeg dan wel een meerderheid achter zich krijgt.

Paragraaf 4.4 Taken en rechten van de Eerste kamer

De Eerste Kamer heeft 75 leden en dezelfde taken als de Tweede Kamer. Ze hebben wel iets minder rechten om deze taken uit te voeren. Ze hebben wel het: vragenrecht, recht van interpellatie, recht van motie, recht van enquête, budgetrecht en stemrecht. Maar niet het: recht van initiatief en recht van amendement.


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb